Dit gerecht is geïnspireerd door twee Indonesische klassiekers, nasi goreng en saté. Hoewel de twee vaak samen gegeten worden, horen ze niet per se bij elkaar. Dit recept is eigenlijk heel vanzelf ontstaan; ik had zin in tempé, en in satésaus, en daar moest natuurlijk nog iets bij geserveerd worden. Ik gooide wat specerijen bij elkaar voor een ‘nasi’, gooide uit gemak de tempé in dezelfde pan… en lekker dat het was! Het is een flinke pan, maar je kunt restjes heel goed de volgende dag opeten als lunch.

Voor twee flinke eters
Ingrediënten:
Voor de satésaus:
– 125 gram pindakaas
– Snufje uienpoeder
– Snufje knoflookpoeder
– 1/2 tl paprikapoeder
– 1/2 tl komijnpoeder
– 1/4 tl korianderpoeder
– 1/8 tl laos (poeder)
– 1 el katjap manis met 1 el sojasaus, óf 1 1/2 el ketjap asin
– 200-250 ml kokosmelk
– Sambal naar smaak
Voor de tempéschotel:
– 125 gram basmatirijst
– 200 gram tempé
– Snufje knoflookpoeder
– Snufje uienpoeder
– 1 1/2 tl komijnpoeder
– 1 tl korianderpoeder
– 1/2 tl chilipoeder
– 1 1/2 tl paprikapoeder
– 1 1/2 tl kurkuma
– Arachide- of zonnebloemolie
– 1 ui
– 1 rode paprika
– 1/2 tl trassi (optioneel; hierdoor is het gerecht niet meer veganistisch/vegetarisch)
– 150 gram sugar snaps

Bereidingswijze:
Kook eerst de rijst, die moet namelijk helemaal koud zijn voordat je hem kunt opbakken. Je kunt de rijst zelfs een dag van tevoren koken. Laat hem in elk geval een paar uur afkoelen. Ik kook hem zelf altijd met twee keer zoveel water als rijst (in dit geval dus ongeveer 250 ml) met het deksel schuin op de pan, maar kook de rijst vooral zoals je dat zelf prettig vindt.
Doe voor de satésaus alle ingrediënten in een klein steelpannetje. Zet het vuur laag tot middelhoog, roer alles rustig door elkaar, en laat de saus zachtjes pruttelen tot hij mooi gebonden en dik is geworden. Als je niet van multitasken houdt, kun je eerst de saus klaarmaken en die op het eind nog even goed opwarmen.

Maak ondertussen de tempéschotel. Meng de tempéblokjes met alle specerijen en een klein scheutje olie, totdat de blokjes helemaal zijn bedekt.Je hebt op dit moment een overschot aan specerijen, maar dat hoort. Snijd de ui in halve ringen en de rode paprika in blokjes.

Verhit nog wat olie in een wok of hapjespan op hoog vuur. Voeg als eerste de tempéblokjes toe, met alle specerijen, en bak je blokjes mooi goudbruin. Voeg de ui en paprika toe en bak die even mee. In dit stadium kun je eventueel de trassi toevoegen. Voeg de sugar snaps toe en bak dit goed door, tot de boontjes felgroen zijn en beetgaar.

Voeg nu de rijst toe en bak die ook goed door. Je zult zien dat de rijst langzaam de specerijen die niet aan de tempé bleven plakken opneemt.

Serveer de tempéschotel met de warme pindasaus, een gekookt of gebakken eitje (dat kun je ook van tevoren maken), cashewnoten of pinda’s, ketjap, sambal en eventueel (vegetarische) kroepoek.

Geniet ervan!

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag